Naast enkele markante uitslagen werden de lokale verkiezingen toch vooral gekenmerkt door een lage opkomst. De opkomst in Vlaanderen schommelde tussen de 60 à 70 procent, met een gemiddelde van 63,6 procent. Negatieve uitschieters vinden we vooral in grotere steden zoals Oostende, Antwerpen en Hasselt. In deze steden kwam 40 procent van het electoraat niet opdagen. Ter vergelijking, bij de lokale verkiezingen in 2018 bedroeg de gemiddelde opkomst (weliswaar met opkomstplicht) in Vlaanderen nog 92 procent. De afschaffing van de opkomstplicht heeft dus wel degelijk een sterk effect.
Deze cijfers zijn in eerste instantie toch zorgwekkend, 1 op 3 kiezers maakt actief de keuze om hun stem niet te laten horen en dat op het lokale niveau, het niveau dat traditioneel het dichtst bij de burger staat. Ook heel wat experten waren verrast door de lage cijfers gisteren. Men had voor dit experiment een opkomst van 70 à 80% voorspeld, waarna er zich de komende stembusgangen een gestage afkalving van het electoraal zou voltrekken.
Historisch gezien werd in 1893 de stemplicht ingevoerd als een bescherming voor de kiezer. Op die manier konden fabriekseigenaren en grondbezitters hun arbeiders en pachters niet langer onder druk zetten om geen stem uit te brengen – om zo hun politieke overwicht te bewaren. Opkomstplicht was zo een aanvulling bij het stemgeheim, dat de vrije keuze al eerder beschermde. Vandaag zou dat argument niet meer tellen, stelden voorstanders van de afschaffing. Zij vinden de verplichting een aantasting van de vrijheden van de burgers. Ze stellen dat het een democratisering is omdat partijen nu meer inspanningen moeten doen om de kiezer te overtuigen, te informeren. Hierbij verwijzen de voorstanders ook steevast naar het buitenland, waar in verschillende andere landen er ook geen opkomstplicht meer is.
Voorbeelden uit het buitenland leren ons dat verkiezingen waar iets op het spel staat, of waar men actief activeert om te gaan stemmen, nog steeds succesvol kunnen zijn.
Echter lijkt de Vlaamse tendens nu al de buitenlandse te volgen en zijn we met de huidige regelgeving op weg naar een opkomst van om en bij de 50%. Het valt hierbij te noteren dat de Vlaamse Overheid opvallend stil bleef in een activeringscampagne om tegaan stemmen. Er was veel duiding dat stemmen niet meer verplicht was, maar er kwam geen activatie om kiezers naar de stembus te krijgen.
De politieke animo voor deze redenering is echter niet eenduidig. Zo valt in het Vlaams Regeerakkoord te lezen dat er een herevaluatie volgt van de afschaffing van de opkomstplicht. Volgens De Wakkere Burger is deze herevaluatie dan ook nodig.
De eerste indicaties leren ons dat vooral jongeren, kortgeschoolden en kansarmen de weg naar de stembus niet hebben gevonden. Op lange termijn kan dat zorgen voor nog meer vervreemding van het politieke systeem en de ondervertegenwoordiging van deze bevolkingsgroepen. Hun belangen zullen niet even sterk verdedigd worden in de nieuwe gemeenteraden.
De Wakkere Burger pleit dan ook dat de herevaluatie van de afschaffing snel op tafel komt. De cijfers leren ons dat afschaffing van de opkomstplicht niet noodzakelijk een democratische stap vooruit is. Wij vertrekken van het principe dat iedereen die ‘geraakt’ wordt door een beleidsmaatregel, maximale kansen moet krijgen op inspraak in dat beleid. Bij verkiezingen gaat het dus over een gelijke kans voor letterlijk iedereen, uit welke maatschappelijke groep dan ook. Dit “iedereen-mee-principe” is voor ons fundamenteel: wij willen een democratie van en voor iedereen. Op termijn zullen de opkomstcijfers bij de huidige regelgeving echter verder blijven dalen, en zal het des te moeilijker worden om grote delen van het electoraat niet verder te vervreemden van de politiek.
Gide Van Cappel, Arno Van Rensbergen & Wim Van Roy