Uitdaagrecht of right to challenge betekent – kort samengevat – de mogelijkheid dat burgers, bewonersgroepen of kleine (sociale) ondernemers taken overnemen van de overheid; bv. omdat zij denken om efficiëntere resultaten te halen. In Nederland baten sportclubs hier en daar zelf de sportaccommodatie uit en onderhouden buurtbewoners het plaatselijke park.
Ondertussen is het right to challenge ook naar Vlaanderen overgewaaid en staat het principe vermeld in het Vlaamse regeerakkoord. Daarom even een analyse in volgelvlucht van de Nederlandse praktijken.
Pluspunten
De Nederlandse praktijkvoorbeelden bevatten een aantal pluspunten. Wanneer buurtbewoners samen publieke taken opnemen, zorgt dat voor meer contact met de buren, meer sociale samenhang en meer eigenaarschap en betrokkenheid bij deze taak. Ze komen samen ook tot creatieve nieuwe ideeën op maat van de reële levenservaring en behoeftes van de buurtbewoners. En die burgers denken vaak ‘breder’ en ‘globaler’ dan de verkokerde gemeentediensten. Hun denken overstijgt vaak het hokjesdenken per beleidsthema.
Ook de relatie tussen burger en bestuur verandert door het right to challenge: overheden worden letterlijk gedwongen om meer te luisteren naar inwoners en hun verenigingen. Aan de opstart van een challenge gaat sowieso heel wat overleg vooraf. Zo ontstaat een context van co-creatie en co-productie in plaats van een top-down beleidsvoering. Ondanks deze meer gelijkwaardige verhouding tussen burger en bestuur, behoudt de overheid uiteraard nog belangrijke eigen beslissingsmacht: bv. over de nodige vergunningen of subsidies, over transparante procedures voor aankopen, …
Ook interessant: het right to challenge kan leiden tot meer communicatie tussen burger en bestuur. Op die manier kunnen overheidsdiensten vlotter signalen uit de samenleving capteren. Het eindresultaat is dan misschien niet de overname van een bestaande taak, dus geen écht ‘right to challenge’ maar wel een nieuw initiatief dat aansluit bij een maatschappelijke bezorgdheid.
Minpunten
Het ‘recht om uit te dagen’ houdt ook enkele valkuilen in: o.a. de ‘maatschappelijke eerlijkheid’. Zoals bij alle participatieve processen moeten mattheuseffecten worden vermeden. In de praktijk zien we toch vooral de sterkere sociale groepen het voortouw nemen in participatieve processen. De overheid moet voorkomen dat bepaalde groepen minder aangesproken worden door de challenges en door de publieke dienstverlening. Extra communicatie en ondersteuning kunnen een oplossing zijn. Net zoals garanties in de procedure dat de ‘uitdagers’ een breed en divers draagvlak in de buurt zoeken voor dat initiatief.
Ook voor de burgers die hun overheid willen uitdagen, blijken challenges een complex vraagstuk. Hoe worden ze op de hoogte gesteld van dat nieuwe recht en bijhorende procedures? Wie moeten ze aanspreken bij hun gemeente? Om bij deze actieve inwoners het gevoel te vermijden dat ze van hot naar her worden gestuurd, kan een uniek aanspreekpunt voor aanvragen en hulp misschien wel soelaas bieden.
Voor overheidsdiensten is de invoering waarschijnlijk geen eenvoudige oefening. De challenges overstijgen toch al snel de bestaande bestuurlijke logica: ze passen vaak niet binnen de bestaande taakverdelingen tussen afdelingen, ze gaan over uiteenlopende begrotingsposten…Dat alles vraagt heel wat interne afstemming, communicatie en juridische duidelijkheid. Voor de bewoners zijn al die regels en procedures al snel een hinderende vorm van overheidsbemoeienis.
Ook zullen een heel aantal praktische kwesties nog tegen het licht moeten worden gehouden, los van een eventueel decretaal kader in de toekomst. In hoeverre doorkruisen challenges bestaande overeenkomsten en contracten? Moeten er afspraken onderhandeld worden met bestaande partners of uitvoerders? Hoe verhouden burgerinitiatieven zich hier tegenover commerciële actoren? Hoe zit het met regels inzake aanbestedingen wanneer een challenge investeringen of aankopen met zich meebrengt? Welke strenge kwaliteits- of veiligheidsregels blijven nodig? Of kiezen we voor een eerder regelluw model? Dat laatste is natuurlijk belangrijk: de overheid blijft uiteraard verantwoordelijk voor de continuïteit en kwaliteit van de geleverde dienstverlening. Wat als de taak slecht wordt uitgevoerd? Wat als trekkers van een burgerinitiatief wegvallen en de uitvoering van een challenge in duigen valt? Ook hiervoor moeten op voorhand duidelijke regels en noodscenario’s bestaan.
Bovendien: Hoe zal men in deze planmatige wereld het succes van een challenge evalueren? Als er minder geld is uitgegeven? Als er meer gebruikers zijn van een dienst? Of tellen ook moeilijk meetbare elementen als buurtgevoel, sociale cohesie, eigenaarschap en burgerschap mee in de eindscore?
10 tips
Een netwerk van ambtenaren uit verschillende Nederlandse steden en gemeenten, actieve bewoners en sociaal ondernemers, analyseerde de praktijken en perspectieven van het recht om uit te dagen. Ze formuleerden tien tips voor het right to challenge (RtC). Hierond volgt de korte samenvatting:
Tip 1. Kies er bewust voor > Bepaal als inwoners en gemeente samen waarom je voor RtC kiest, want een gezamenlijk antwoord is een belangrijk ijkpunt in het proces waarop iedereen altijd kan terugvallen.
Tip 2. Bepaal samen de definitie > Stel als inwoners en gemeente samen vast wat de definitie van RtC is en houd hier dan aan vast. Een heldere keuze houdt iedereen scherp. Zo niet, verval je snel in algemeenheden over hoe om te gaan met bewonersinitiatief.
Tip 3. Leg een basis met transparantie > Leg met toegankelijke data, documenten en informatie de basis voor de RtC. Denk hier met name aan financiële data en aanbestedingsinformatie.
Tip 4. Experimenteer, leer en reflecteer! > Ambtenaren, bestuurders en inwoners: sta open voor experimenten en nieuwe leerervaringen.
Tip 5. Houd een breed perspectief > Een groot gevaar bij RtC is een te nauwe blik op het budget en of het goedkoper kan. Dit werkt vaak verlammend. Zorg er daarom voor dat het perspectief breed blijft.
Tip 6. Denk en werk procesmatig > Als RtC in jouw gemeente mogelijk is, dan doorloopt die grofweg de volgende processtappen: aanbod, afspraken, uitvoering en opvolging. Houd het door gezamenlijk gewenste proces voor ogen. Denk en werk procesmatig.
Tip 7. Werk toe naar een volwaardig partnerschap > Geef ruimte, luister goed, regel niet dicht, beweeg mee in het tempo van de ander en wees transparant. Werk met deze en andere tips toe naar volwaardig partnerschap.
Tip 8. Zoek ruimte in de regelgeving > Verken de ruimte die er in de regels is om RtC mogelijk te maken. Vaak is er meer ruimte in de regels dan verwacht.
Tip 9. Werk met een vaste contactpersoon > Door met een vaste contactpersoon te werken hoeven inwoners hun verhaal niet steeds opnieuw te vertellen en ontstaat er een wederzijds vertrouwen tussen bewoner en gemeente.
Tip 10. Laat je inspireren > Deel kennis en ga op zoek naar goede voorbeelden, want RtC is nog niet uitgekristalliseerd.