Doorheen de geschiedenis zien we een steeds terugkerende uitdaging; de kloof tussen burgers en bestuurders. Waar er vroeger een beperkte elite was die de touwtjes in handen hield zien we over de twintigste eeuw heen een verschuiving naar meer inspraak voor alle burgers. Naast grote veranderingen zoals het ontstaan van vakbonden of het vrouwenstemrecht, zien we dat vanaf de jaren ’70 ook meer en meer de vraag naar burgerinspraak stijgt. De samenleving was in volle verandering: de grote zuilen brokkelden af, het opleidingsniveau steeg en steeds meer burgers vonden het niet langer vanzelfsprekend dat beleid enkel in handen was van verkozen politici en ambtenaren. Met de groeiende vraag naar burgerinspraak, ontstonden de fascinerende geschiedenis van adviesraden.
De geboorte van de eerste adviesraden
In 1965 organiseerde een groep geëngageerde burgers in Dendermonde een studieweekend over het plaatselijke cultuurbeleid. Hieruit ontstond een ‘follow-upgroep’, die de verantwoordelijkheid kreeg om de gemaakte aanbevelingen op te volgen. De groep functioneerde tegelijk als klankbord voor latere besluitvorming. De eerste cultuurraad was geboren. Dit initiatief bleef niet onopgemerkt. Culturele organisaties als het Davidsfonds en de Stichting-Lodewijk de Raet verspreidden het model naar andere steden.
Doorheen de jaren ‘70 was er een groei aan nieuwe raden: ook sport-, ouderen-, milieu- en integratieraden zagen het licht. In 1973 kreeg de cultuurraad een wettelijke verankering via het Cultuurpact. Artikel 6 en 7 verplichtten overheden om alle erkende verenigingen en diverse maatschappelijke stromingen te betrekken bij hun cultuurbeleid, via geschikte inspraak- of adviesorganen. Dit was een keerpunt: burgerinspraak werd niet langer als een vrijblijvende extra gezien, maar als een fundamenteel onderdeel van onze democratie.
Vroege kritiek en uitdagingen voor adviesraden
Al snel klonken er kritische stemmen over de werking van de raden. Reeds in 1983 verscheen er in TerZake, een tijdschrift over inspraak en lokale democratie, een artikel dat deze teleurstelling uitte. De auteurs schreven:
“Uit de naam ‘adviesraad’ zelf, komt trouwens de adviesfunktie heel sterk naar voren (…), uit de ervaring met de vele inmiddels opgerichte kulturele raden blijkt dat juist deze adviesfunktie aanleiding heeft gegeven tot de meeste moeilijkheden en ontgoocheling”.
Adviesraden verwaarloosden hun kerntaak, advies geven aan het beleid, maar bovendien kwam er ook al vroeg kritiek op de samenstelling van deze raden, vaak gekenmerkt door een oververtegenwoordiging van mensen uit het verenigingsleven. TerZake somde de profielen op die volgens hen ontbraken in cultuurraden:
“Kultureel werkzame personen (…) zoals kunstenaars, architekten, stedenbouw- en landschapsdeskundigen, kenners van plaatselijke geschiedenis en folklore, (…) Maar even goed gewone burgers die zelf geen specialisten zijn, maar zich betrokken voelen en uit belangstelling willen meewerken.”
In de jaren ‘90 bereikten deze kritieken ook het Vlaams Parlement. Sommige parlementsleden stelden de efficiëntie en het bestaansrecht van de raden in vraag. Er klonken zelfs stemmen voor een grondige herstructurering of afschaffing. Toch hechtte het parlement uiteindelijk veel waarde aan de tienduizenden betrokken burgers die begaan zijn met hun plaatselijke samenleving, waardoor de adviesraden bleven bestaan.
Een veranderende hedendaagse context
De afgelopen decennia moeten adviesraden standhouden in een radicaal andere maatschappelijke context. Gemeentelijke diensten zijn sterk geprofessionaliseerd, burgers verwachten een tijdelijk en doelgericht engagement en adviesraden zijn al lang niet meer de enige vorm van participatie. Daarbij komen de historische problemen rond hun adviestaak en beperkte diversiteit nog steeds voor. Adviesraden moeten zichzelf durven heruitvinden, zowel in hun samenstelling als werking. Gelukkig is er de laatste jaren al veel beweging.
Zo zien we besturen die het advieslandschap hertekenen. De stad Herentals verving bijvoorbeeld de dertien bestaande adviesraden door drie strategische ateliers, die vooral brede participatie moesten organiseren in plaats van zelf advies te geven. De vernieuwing hoeft niet altijd grootschalig te zijn; besturen kunnen op verschillende niveaus de rol van adviesraden herdenken. De Vlaamse bestuurlijke logica van lokale autonomie laat een grote vrijheid toe in het aanpassen van de raden.
Adviesraden zelf zetten ook steeds meer in op een dynamische en ad hoc betrokkenheid. Ze nodigen, naast de formele leden, ook geïnteresseerde inwoners of experten uit tijdens verschillende dynamische werkvormen.
Een bottom-up toekomst
Adviesraden zijn en blijven een nuttige vorm van participatie. Doorheen hun rijke geschiedenis brachten ze geëngageerde burgers samen die beschikken over een schat aan ervaringsdeskundigheid en praktijkkennis. In de toekomst dienen ze dan ook meer bottom-up vragen, behoeften en ideeën te capteren en daarover in overleg te gaan met de lokale beleidsmakers, of zelfs spontaan advies uit te werken.
Uiteindelijk gelden voor adviesraden dezelfde succesfactoren als voor andere participatievormen: het eindresultaat moet een combinatie zijn van inhoudelijk goed doordachte en bij voorkeur vernieuwende ideeën met een breed draagvlak bij de bevolking. Door voortdurend te zoeken naar relevantie, inclusie en impact, kunnen adviesraden hun cruciale rol in onze lokale democratie blijven vervullen. Een zoektocht waar wij bij De Wakkere Burger graag bij helpen.
Wil je graag op de hoogte gehouden worden wanneer we onze AdviesGPS publiceren? Een boekje boordevol tips en tricks voor toekomstige adviesraden? Laat dan hier je gegevens achter: